Katten hebben net als wij bloed waarin een aantal bloedgroepen onderscheiden worden. Net als bij mensen wordt door bloedbeeldbepaling vastgesteld om welke groep dat gaat. Dit kan van belang zijn wanneer uw kat een operatie moet ondergaan bijvoorbeeld.
De groepen die worden onderscheiden zijn A, B en AB. Bloedgroep AB is heel zeldzaam en wordt slechts een enkele keer bij een dier vastgesteld. Bloedgroep A komt bij de SomAby’s (een koosnaampje voor de beide rassen samen) het meest voor en wel bij een kleine 85% van de dieren. Bloedgroep B rond de 15% en bloedgroep AB bij minder dan 1% van de dieren binnen onze rassen.
Deze cijfers kunnen sterk verschillen per ras als ook per gebied dat bekeken wordt. Een en ander wordt namelijk beïnvloed door de manier waarop bij het fokken met de bloedgroepen wordt omgegaan. Zo zijn bijvoorbeeld de cijfers bij de Britse Korthaar totaal anders en heeft daar meer dan 60% van de dieren bloedgroep B.
Genetisch is bloedgroep B bij de katten recessief aan bloedgroep A en AB. Een dier met A of AB kan dus een gen voor bloedgroep B bij zich dragen. Was dit voorheen alleen door testkruisingen te bepalen, tegenwoordig is er een DNA-test beschikbaar voor dit doel.
Als vereniging hebben we de nodige vragen gehad betreffende het testen op bloedgroep, wat de verschillende testen inhouden en ook waarom testen een goede zaak is.
Waarom is testen van belang
Katten met bloedgroep A hebben een geringe hoeveelheid afweerstoffen tegen bloedgroep B bij zich.
Katten met bloedgroep B hebben echter veel afweerstoffen tegen bloedgroep A bij zich.
Katten met Bloedgroep AB hebben geen afweerstoffen bij zich voor een van de andere twee bloedgroepen.
Het gaat in alle gevallen echter om dieren die verder hierdoor geen problemen hebben en dus kerngezond kunnen zijn en behalve in één opzicht verder geen speciale aandacht behoeven op dit punt. Zodra een moederpoes met bloedgroep B zelf kittens krijgt met bloedgroep A (die dan wèl allemaal een gen voor B hebben) kunnen deze kittens in de eerste dagen ernstige problemen krijgen en hiermee heb je de kern van het probleem met bloedgroepen te pakken: kittens die kerngezond geboren worden en binnen twee tot drie dagen overlijden zonder aantoonbare oorzaak.
Bloedgroep AB komt -zoals gezegd- heel zelden voor onder de katten en een uitgebreide behandeling of testen op deze groep is voor het opzetten van een fokbeleid verder niet van belang daar er met deze bloedgroep geen problemen te verwachten zijn.
Vererving bij bloedgroepen
A is de dominante bloedgroep, AB is recessief ten opzichte van A. Ook bloedgroep B is recessief ten opzichte van A en ook ten opzichte van AB.
Het volgende schema ontstaat als je een en ander via een kruisschema uitwerkt:
ouder 1 heeft | ouder 2 heeft | % kittens met A/A | % kittens met A/B | % Kittens met B/B |
A/A | A/A | 100 % | 0 % | 0 % |
A/A | B/B | 0 % | 100 % | 0 % |
A/A | A/B | 50 % | 50 % | 0 % |
A/B | A/B | 25 % | 50 % | 25 % |
A/B | B/B | 0 % | 50 % | 50 % |
B/B | B/B | 0 % | 0 % | 0 % |
Testen op een bloedgroep
Hoewel de bloedgroepen A, dan wel AB, dan wel B vastgesteld kunnen worden door middel van een bloedbeeldonderzoek is er ten aanzien van B sinds enige tijd ook een gentest.
Dat laatste is van groot belang wanneer je problemen door bloedgroepintolerantie bij de pasgeboren kittens bij het fokken wil voorkomen. Het is met deze gentest jammer echter niet mogelijk om ook nog onderscheid tussen de bloedgroepen A en AB te maken. Wèl wordt hiermee vastgesteld of een dier bloedgroep B heeft dan wel B-drager is.
SAN adviseert om altijd de gentest voor bloedgroep B te doen. Dit is van groter belang dan de bloedgroepbepaling!
De uitslagen worden aangegeven in de vorm als N/N (bloedgroep is dan A of AB) of N/B (bloedgroep is A of AB maar de kat draagt een factor voor de groep B bij zich) of B/B (de kat heeft bloedgroep B). Deze test is in feite voldoende om de problemen bij het fokken te omzeilen, dan wel gewaarschuwd te zijn voor het mogelijke risico. Zeker bij onervaren fokkers op dit vlak is dit een belangrijk gegeven en is deze test ook sterk aan te bevelen!
Een probleem met bloedgroep B
Zolang er geen kittens zijn is er niets loos. In de meeste combinaties is dat bij onze rassen ook zo als er wèl kittens komen doordat veruit de meeste SomAby’s zoals eerder aangegeven dus bloedgroep A hebben, eventueel met een gen voor B.
Wanneer een moederpoes echter bloedgroep B heeft en en gedekt wordt door een A/A kater of een A/B kater dan ontstaan er (ook) kittens met de bloedgroep A/B. Alleen bij deze kittens treedt een soort allergische reactie op, ‘Feline Neo-natale iso-erythrolyse’ (vaak ook kortweg ‘F.N.I.’) genoemd. Vroeger werd dit ook wel ‘Fading Kitten Syndroom’ genoemd.
Als dit niet tijdig wordt onderkend levert dat in veel gevallen binnen twee à drie dagen kittensterfte op dan wel ernstig zieke en daarmee sterk verzwakkende kittens. Dat laatste kan ook weer andere ziektes een start geven waar de kittens anders geen of weinig last van zouden hebben.
Het volgende is aan de hand: met de moedermelk komen afweerstoffen tegen de voor moeder vreemde bloedgroep A mee. Deze worden door het pasgeboren kitten niet afgebroken maar opgenomen. Deze afweerstoffen gaan in het lichaam van dat kitten de rode bloedlichaampjes van groep A te lijf en breken deze af waardoor in een groot aantal gevallen de kittens sterven. Het beeld daarbij is ongeveer als volgt:
Hoewel veel kittens overlijden of in ieder geval ernstig ziek worden, zullen sommige kittens het zonder veel verschijnselen overleven of hebben hooguit een lichte bloedarmoede. In een enkel geval kan na 1 tot 2 weken de staartpunt afsterven doordat de fijnste bloedvaatjes daarin beschadigd zijn.
Het is dus van groot belang om zeer snel de juiste diagnose te stellen adequate maatregelen te nemen. Neem de kittens bij de moeder weg gedurende de eerste twee tot drie dagen. De kittens dienen in die periode dan ook handmatig gevoed te worden of er moet toevallig een min beschikbaar zijn met de juiste bloedgroep.
Uiteraard is het beter om deze problemen te voorkomen en te zien of er niet een A of AB poes te vinden is, of hooguit met een gen voor B hoewel dat laatste uiteraard niet de voorkeur heeft!
Fokken met B dieren
Daar onder onze SomAby’s het aantal echte B-dieren beperkt is, is het om de bovengenoemde redenen een verstandige zaak om te trachten deze dieren buiten de fok te houden en door goed gebruik van de gentest de bloedgroep B uit het fokbestand te halen. Ook al bent u er als fokker misschien mee vertrouwd, door met B-dieren gewoon door te fokken komt er geheid een moment dat er weer een minder ervaren fokker diep in de rouw gaat vanwege een zijn of haar zo mooi en gezond geboren nestje. Ook dáár rekening mee houden is een verantwoordelijkheid die we als fokkersgroep hebben en dus ook moeten nemen!
Zijn er onder een ras veel meer dieren met bloedgroep B (bijvoorbeeld bij de Brits Korthaar dus meer dan 60%) dan kun je afvragen of het niet beter is om juist de A dieren er uit te fokken. Een dier met bloedgroep B is net zo gezond als een dier met A of AB.
Waar die grens ligt en wat te gaan doen, moeten de fokkers van elk ras op zich onderling uitmaken op basis van de voor dat ras geldende gegevens. Voor rassen met weinig B-dieren zoals ook onze twee rassen, is het beste advies dus: start met het vaststellen of je (toekomstige) fokdieren een gen voor bloedgroep B hebben dan wel bloedgroep B hebben. Heeft u een keuze, kies dan voor het dier met bloedgroep A. Zorg er onder meer door de partnerkeuze voor een poes voor dat deze bloedgroep snel minder wordt binnen het ras. Dat kan door de gentest gemakkelijk en zonder verlies van de zo nodige bloedlijnen. Door ook daarna elk binnen de fok komend dier voor gebruik te testen raak je vrij snel samen met bloedgroep B ook de problemen daarvan kwijt.
SAN advies in deze kwestie
Tenslotte
Het testen van dieren op de bij onze rassen voorkomende aandoeningen en ook op de bloedgroep B is van groot belang voor onze rassen nu en in de toekomst. Testen is niet goedkoop, maar daar staat tegenover dat mensen die een kitten zoeken ook best bereid zijn meer voor hun toekomstige kattenvriendje of vriendinnetje te betalen als men daarmee weet dat het zo gezond mogelijk gefokt is.
Men moet zich bij het fokken beslist voorhouden wat er gebeurt als een (beginnend) fokker een dergelijke ervaring met zijn/haar kittens meemaakt!!